Neuropsychology: Science and practice, I
Samenvatting
Het eerste wat opvalt bij dit handzame boek van ruim driehonderd pagina’s is de titel: Neuropsychology: Science and practice. Dit boek lijkt het hele veld van de neuropsychologie, zowel het wetenschappelijk onderzoek als de klinische praktijk, als onderwerp te hebben. Uit het voorwoord blijkt dat dit de eerste uitgave is van een nieuwe boekenserie waarin recente literatuur wordt gereviewd vanuit neuropsychologisch perspectief. Voor deze opzet is door de auteurs gekozen omdat het onderzoeksveld zodanig groeit dat het voor de neuropsycholoog vrijwel onmogelijk is om de grote hoeveelheid literatuur bij te houden. Wat als recente literatuur wordt beschouwd verschilt overigens per hoofdstuk. Soms wordt één jaar gekozen, bijvoorbeeld 2010, soms bestrijkt het een langere periode, maar zelden is de literatuur recenter dan 2011. Een blik op de inhoudsopgave leert dat het boek tien hoofdstukken bevat met zeer uiteenlopende onderwerpen. Omdat alle hoofdstukken op zichzelf staan, bespreek ik ze in het onderstaande afzonderlijk.
Neuropsychology: Science and practice, I
Sandra Koffler, Joel Morgan, Ida Sue Baron & Manfred F. Greiffenstein (2013)(red.), New York: Oxford University Press, 301 pp., ISBN 978 0 19 979431 7
Hoofdstuk 1 is getiteld: ‘Evidence-based science and practice in neuropsychology: a review’. Na een introductie over wat verstaan wordt onder ‘evidence based medicine’ volgt een overzicht van alle neuropsychologische wetenschappelijke studies uit 2010 die een bijdrage hebben geleverd aan ‘evidence-based’ theorie en praktijk: RCT’s, meta-analyses en systematische reviews. De auteurs onderscheiden studies naar differentiaaldiagnostiek, naar de predictieve waarde van neuropsychologische testresultaten voor het functioneren na behandeling, effectstudies naar neuropsychologische behandelingen en studies naar de invloed van medicatie en somatische behandelingen op de cognitie. De auteurs besluiten dat in het jonge vakgebied belangrijke vorderingen zijn gemaakt, maar dat de kwaliteit van de neuropsychologische studies nog aanzienlijk verbeterd kan worden met grotere aantallen proefpersonen, betere onderzoeksdesigns en het bereiken van consensus over het beschrijven en meten van neuropsychologische concepten.
In hoofdstuk 2 worden studies naar intraindividuele variabiliteit in testscores (de variabiliteit binnen één individu op één testmoment) beschreven. De nadruk ligt op onderzoek met de WAIS en de WISC, maar er wordt ook aandacht besteed aan variabiliteit in testscores binnen een neuropsychologisch onderzoek. Voor klinisch werkende neuropsychologen is het hoofdstuk interessant omdat het inzicht geeft in welke variabiliteit ‘normaal’ is. Duidelijk wordt dat variabiliteit de norm is en dat een ‘perfect normaal’ cognitief profiel niet gelijkstaat aan louter goede scores. Ook wordt besproken wanneer variabiliteit voorspellend kan zijn voor toekomstige cognitieve achteruitgang.
In hoofdstuk 3 wordt recente literatuur over symptoomvaliditeit gedetailleerd besproken. Veel onderzoek is gedaan met gezonde mensen aan wie gevraagd is hersenletsel te simuleren, maar ook klinische groepen met verschillende ‘base rates’ voor onderpresteren/malingeren (bijvoor-beeld het al dan niet verwikkeld zijn in een letselschadezaak) zijn met elkaar vergeleken. Praktische aanbevelingen zal de lezer niet vinden, maar wel een volledig overzicht van de recente literatuur.
Het vierde hoofdstuk heeft de anatomische en functionele asymmetrie van beide hemisferen als onderwerp. Er wordt, aan de hand van studies bij dieren en mensen, ingegaan op de vraag of een asymmetrische organisatie van hersenfuncties voordelen heeft boven een meer symmetrische organisatie. Interessant is dat lateralisatie van hersenfuncties verschillende voordelen lijkt te hebben, zoals een meer efficiënt gebruik van de beschikbare hersengebieden en het voorkomen van vertragend berichtenverkeer tussen de hemisferen, maar dat een meer symmetrische organisatie soms ook voordelen biedt, bijvoorbeeld voor mentale rotatietaken en verbale (geheugen) taken. De auteurs concluderen dat een definitief antwoord op de vraag in hoeverre een asymmetrisch brein voordelig is, nog niet gegeven kan worden.
Hoofdstuk 5 behandelt de (voornamelijk Amerikaanse) literatuur over neuropsychologische gevolgen van letsel door explosies. De meeste kennis hierover is opgedaan tijdens de Irakese en Afghaanse conflicten. Omdat er ook diep wordt ingegaan op de rol van andere factoren dan traumatisch hersenletsel, zoals psychologische trauma’s, lichamelijke klachten en steun van het ‘thuisfront’ is het ook voor neuropsychologen die niet werken met mensen die in oorlogssituaties zijn geweest (en dat zullen in Nederland de meeste neuropsychologen zijn) een interessant hoofdstuk.
In hoofdstuk 6 wordt het idee dat verbale functies nagenoeg intact blijven bij normale veroudering onder de loep genomen. De auteurs bespreken literatuur waaruit blijkt dat normale veroudering gepaard gaat met achteruitgang van ‘woordvinding’ en de productie en het begrip van lange of syntactisch ingewikkelde zinnen. Als mogeIn hoofdstuk 6 wordt het idee dat verbale functies nagenoeg intact blijven bij normale veroudering onder de loep genomen. De auteurs bespreken literatuur waaruit blijkt dat normale veroudering gepaard gaat met achteruitgang van ‘woordvinding’ en de productie en het begrip van lange of syntactisch ingewikkelde zinnen. Als mogelijke verklaringen noemen zij allereerst de ‘transmission deficit hypothesis’ die inhoudt dat met het stijgen der leeftijd de verbindingen tussen semantische en fonologische kennis van woorden minder sterk worden. De overige verklaringen die de auteurs noemen lijken eerder voort te komen uit niet-taalspecifieke cognitieve achteruitgang, zoals het moeilijker onderdrukken van irrelevante informatie, achteruitgang van werkgeheugen en cognitieve vertraging. De auteurs gaan uitgebreid in op beeldvormend onderzoek over taalfuncties bij normale veroudering en de implicaties voor afasieonderzoek.
Hoofdstuk 7 en 8 zijn bijzonder omdat de auteurs aan de hand van een selectie uit de literatuur proberen te illustreren dat neuropsychologische testresultaten vaak goed samenhangen met structurele ‘neuro-imaging’- maten, iets wat in het dagelijks werk van de neuropsycholoog niet altijd evident is. Prettig is dat zowel traditionele, klinisch gebruikte MRI-technieken als nieuwe technieken, zoals ‘diffusion tensor imaging’ (DTI) en ‘functional connectivity MRI’, worden besproken op een voor psychologen begrijpelijke manier. Hoofdstuk 8 richt zich vooral op studies naar ‘connectiviteit’, dat wil zeggen naar functionele netwerken in de hersenen en de relatie met cognitief functioneren.
In hoofdstuk 9 wordt een overzicht gegeven van recente effectstudies (uit 2010 en begin 2011) naar revalidatieprogramma’s voor patiënten met stoornissen in aandacht, geheugen en executieve functies. Zowel Amerikaanse als Europese studies maken deel uit van de review. De auteurs signaleren dat studies bij patiënten met licht traumatisch hersenletsel en CVA’s sterk vertegenwoordigd zijn, maar dat studies bij psychiatrische patiënten, ouderen met ‘mild cognitive impairment’ en kinderen en adolescenten met ontwikkelingsstoornissen in aantal toenemen. Zij beschrijven, naast de ‘pure’ cognitieve interchroventies ook nieuwe ontwikkelingen in de revalidatie van het sociaal-emotioneel functioneren en studies naar de effectiviteit van systeemtherapie en groepstherapie voor patiënten met cognitieve problemen. Voor neuropsychologen die goed op de hoogte zijn van de verschillende interventies geeft dit hoofdstuk een gedegen overzicht van de effectiviteitsstudies. De lezer die meer wil weten over de inhoud van de interventies zal dit echter niet in dit hoofdstuk vinden.
Het tiende hoofdstuk gaat over het onderzoek dat recent is gedaan naar de MMPI. De auteurs besteden in hun review aandacht aan de bruikbaarheid van de MMPI voor neuropsychologen, zoals de mogelijkheid om overrapportage van lichamelijke en cognitieve klachten te detecteren. Ook wordt onderzoek naar de bruikbaarheid van de MMPI bij medische patiëntengroepen, zoals patiënten met chronische pijn, depressie, epilepsie of psychogene toevallen beschreven.
Wat opvalt in deze eerste uitgave van een nieuwe serie boeken is de grote diversiteit aan onderwerpen en de hoge informatiedichtheid. Enerzijds is dit aantrekkelijk omdat het de mogelijkheid biedt om in korte tijd een goed overzicht te krijgen over een bepaald onderzoeksgebied. Het biedt de mogelijkheid om kennis te maken met onderwerpen waarover in de meer gangbare boeken niet veel geschreven wordt, zoals intra-individuele variabiliteit, neuropsychologische gevolgen van letsel door explosies en voor- en nadelen van een asymmetrische hersenorganisatie. Deze diversiteit maakt nieuwsgierig naar wat de volgende uitgave zal brengen, al staat nergens aangegeven op welke termijn we die mogen verwachten. Anderzijds zijn de hoofdstukken door de grote hoeveelheid literatuur die wordt besproken niet altijd even makkelijk te lezen, zeker niet als de lezer nog niet zo thuis is in het onderwerp. Ook blijkt , waarschijnlijk vanwege het tijdrovende proces van het uitgeven van de informatie in boekvorm, de meest recente literatuur al weer enkele jaren oud te zijn. Ten slotte lijken de meeste hoofdstukken, ondanks dat zowel het woord ‘science’ als het woord ‘practice’ in de ondertitel staat, toch vooral voor wetenschappers geschreven, aangezien klinische toepassingen wat onderbelicht blijven.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1871-1391
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie & Psychiatrie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de nieuwsbrief van Boom Psychologie & Psychiatrie met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden